Aanvankelijk erkende men alleen het moederschap. Vrouwen kregen kinderen, dat nam men in de praktijk waar.
De eerste mensen hadden wisselende seksuele contacten, mensen leefden niet monogaam. De afstamming liep via de moeder. Aan het vaderschap werd geen waarde gehecht.
Dat men begreep dat er een vaderschap bestond, zien we in grotschilderingen en reliëfs van circa 7000 jaar geleden. Daarop zijn parende dieren in het voorjaar en drachtige wijfjes in de zomer afgebeeld. Waarschijnlijk ontdekte men dat er ook een vaderschap bestond, toen mensen dieren gingen houden. Men zag dat er geen nakomelingen kwamen als men dieren van het zelfde geslacht bij elkaar hield. Als men vrouwelijke dieren van de mannelijke dieren gescheiden hield kwamen er geen jonge dieren. Lang werden alleen vrouwen verantwoordelijk voor het vernieuwen van leven gehouden, wat hen status gaf.