VG11

Het voortdurend vernieuwen van leven werd als een vrouwelijke verdienste gezien. De aarde als oermoeder die voor het voedsel en het leven zorgde, was heilig en van iedereen. Er kwam landbouw, men ging de aarde bewerken, het land beheren, bomen kappen. De plaats van de mens tegenover de natuur veranderde. Mensen konden zelf hun voedsel verbouwen en waren niet meer afhankelijk van het eten dat men vond. Dit  bracht een ingrijpende verandering  in de samenleving. Er ontwikkelde zich  een nieuwe manier van leven. Wie het voedsel verbouwde, deelde het niet als vanzelfsprekend meer, maar maakte het tot privé bezit. Mogelijk was dit de eerste vorm van bezit.