Het oude Arabië werd vaak geregeerd door koninginnen, die soms tegelijk priesteressen van plaatselijke godinnen waren. Het was Mohammed (omstreeks 570 in Mekka geboren) die de Islam verkondigde. Bij een bezoek aan een grot onder de berg Hira werd hij bezocht door een hemels wezen, waarin hij later de engel Gabriël herkende. Het visioen van Mohammed is sterk beïnvloed door de joodse en christelijke leer. De islam is monotheïstisch, wat inhoudt dat anders denkende en andere goden worden afgewezen.
Het was Chadidja, zijn vrouw, die Mohammed financieel steunde en zijn missie mogelijk maakte. Toch was hij niet vrouwvriendelijk. Zo maakte hij wetten die alleen voor vrouwen golden, met allerlei beperkende maatregelen. De islam is een patriarchale godsdienst die geen scheiding tussen kerk en staat erkent. In de islamitische cultuur wordt vaak vrouwen het recht op hun eigen lichaam en hun kinderen ontzegd. Zij worden vaak als bezit van de man gezien, bij echtscheiding verliest de vrouw haar kinderen. Door vrouwen enige vorm van geboortebeperking te ontzeggen vergroten de aanhangers van patriarchale godsdiensten hun aanhang.