Sinds de oudheid vereerde men godinnen en goden. Mensen schiepen een godsbeeld overeenkomstig hun levenswijze of cultuur, soms met bizarre mythes, zoals het verhaal van Adam en Eva. Eva, de vrouw, zou Adam de man tot ongehoorzaamheid verleid hebben tegenover zijn god, door het eten van een verboden appel. Adam was de eerste mens en Eva was geschapen uit zijn rib. Man en vrouw waren in deze voorstelling niet gelijkwaardig. De vrouw werd uit de man geschapen, die zich als gelijkenis van zijn god zag. Zeventig procent van de wereldbevolking hangt een godsdienst aan, een wijze van denken waar geen enkel wetenschappelijk bewijs voor is. Het ingrijpendst in de persoonlijke levenssfeer zijn de patriarchale godsdiensten die een mannelijke god aanbidden, die onsterfelijkheid beloven en in wie mannen zichzelf herkennen. Het geeft vaak de man het recht om vrouwen als minderwaardig te zien en te onderdrukken. De grote godsdiensten met een mannelijk godsbeeld, het jodendom, het christendom en de islam hebben in de loop van de geschiedenis een ingrijpende invloed op het leven van en de visie op vrouwen gehad. In de westerse wereld is onder meer door de Verlichting de emancipatie van de vrouw op gang gekomen. Dit proces, dat ook niet aan het christendom is voorbijgegaan, is nog niet voltooid: denk aan de situatie van veel vrouwen in het katholieke Zuid-Amerika.